Les Arcs en La Plagne, twee grote skigebieden, vormen samen Paradiski. Een van de grootste en meest gevarieerde skigebieden van de wereld, waar iedere wintersporter wel iets van zijn gading kan vinden. Het gebied is bijzonder sneeuwzeker, aangezien een heel groot deel boven de 2000 meter hoogte ligt, maar het ook nog eens over 2 grote gletsjers beschikt. Hierdoor is het voor veel toeristen die van skiën willen genieten, een zeer aantrekkelijk gebied om naar toe te gaan. Beginners vinden makkelijker groene pistes, en de gevorderden kunnen via skiërssnelwegen naar verschillende dorpen.
Voor liefhebbers van fjorden zijn er helaas geen mogelijkheden.
Niet alleen in winter biedt Les Arcs veel mogelijkheden, ook het zomerseizoen is prachtig. Voor liefhebbers van fietsen, is er meer dan 150 kilometer mountainbike routes. Ook zijn er genoeg mogelijkheden om te kanoën, vissen, wandelen en paardrijden.
Fysisch
klimaat
Les Arcs ligt in de alpen dus het heeft een hooggebergteklimaat(koppen: EH . Dit komt door de hoogteligging dus hoe hoger hoe kouder. In het dal is het niet heel koud maar op de bergtoppen ligt er eeuwige sneeuw
ontstaan gebergte
Door endogene krachten zijn er breuken in de aardkorst ontstaan. Die breuken verdelen de aardkorst in een aantal platen. Deze zijn constant in beweging. Soms botsen de platen en ontstaat er een gebergte. Dit is ook gebeurt bij de alpen.
Het begon zo’n 50 miljoen jaar geleden en wordt de alpiene gebergtevorming genoemd.
De Afrikaanse plaat beweegt naar het noorden en kwam zo in botsing met de Euraziatische plaat. Er is opschuivende breuk. Als een bulldozer schoof de plaat langzaam over Europa heen. Een deel van Europa werd als een soort tafellaken gerimpeld. Het gesteente werd geplooid en de plooiruggen vormden de bergen. De alpen zijn daarom een voorbeeld van een plooigebergte.
Hoewel ze al 50 miljoen jaar oud zijn, zijn de Alpen een jong gebergte. Een jong gebergte is hoog en heeft steile hellingen, spitse bergtoppen en diepe dalen. Een oud gebergte heeft flauwe hellingen en afgeronde toppen en is veel lager. Dit komt door exogene krachten.
natuurlijke processen
Door exogene krachten wordt de aardkorst van buitenaf veranderd, meestal is dit verwering.
Verwering is het uit elkaar vallen van gesteente door weer en plantengroei
Gebergten bestaan meestal uit harde gesteenten. Maar hoe hard het gesteente ook is, heel verbrokkelt het en valt uit elkaar. Rotsblokken verbrokkelen in duizenden jaren tot grind. Grind verbrokkelt weer en wordt uiteindelijk zand en klei. Het puin dat bij verwering ontstaat, heet het verweringsmateriaal. Verwering is een voorbeeld van een exogene kracht.
Er zijn 3 soorten verwering:
- Bij mechanische verwering valt het gesteente uit elkaar. Dat gebeurt bijvoorbeeld door wisseling in de temperatuur. Als een rotsblok warm wordt, gaat het uitzetten. Als hij kouder wordt krimpt de rots weer. Als dit zich vaak herhaalt komen er barsten in de rots. Op den duur breekt het gesteente in stukken.
- Als de samenstelling van een gesteente verandert, spreek je van chemische verwering. De mineralen uit het gesteente reageren dan op stoffen als zuurstof en water. ijzerdeeltjes gaan bijvoorbeeld roesten waardoor het gesteente minder hard is en kan verkruimelen.
- biologische verwering is het gevolg van de werking van planten en dieren. Plantenwortels kunnen gesteenten uit elkaar drukken en bacteriën en andere lithobionten(micro organisme) die inwerken op de chemische samenstelling van gesteenten.
Bij de afvoer van het verweringsmateriaal gaat nog een andere exogene kracht aan het werk, de erosie. Erosie is het afschuren en uitschuren van hardgesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind. Beken en rivieren schuren al stromend hun bedding uit. Verweringsmateriaal is het schuurmiddel. Ook gletsjerijs en landijs kunnen schuren. Zelfs de wind kan, geladen met zand rotsblokken afslijpen.
Door riviererosie en door gletsjererosie kunnen dalen ontstaan die kilometers diep zijn.
gletsjer
Les arcs heeft maar liefst 3 gletsjers: Glacier de Bellecôte, Glacier de la Chiaupe en Glacier du Varet. Maar hoe ontstaat zo’n gletsjer nou?
In de bergen smelt ’s zomers lang niet alle sneeuw. Jaar na jaar ontdooit en bevriest de ‘oude’ sneeuw. Daardoor is die zogenaamde firn korrelig geworden. Op lager gelegen plaatsen heeft de firn zich opgehoopt. Zo’n firnbekken is het begin van een ijsrivier die langzaam langs de helling naar beneden glijdt. Een gletsjer heet aan de oppervlakte een grauwe kleur. Het ijs is vermengd met veel verweringsmateriaal van de omliggende bergwanden. Dit komt door mechanische verwering. Het meeste puin ligt aan de randen. Behalve deze zijmorenen heb je ook grond morenen. Dit gletsjerpuin ligt onder het ijs.
De gletsjer schuift naar beneden en als een bulldozer duwt de ijsmassa alles naar beneden wat maar enigszins los zit voor zich uit. Erosie is het gevolg. Het met puin beladen ij schuurt het dal uit in de vorm van de letter U. Zo ontstaat er een U-dal. Deze dalen hebben steile hellingen en een vlakke bodem. Onderaan de gletsjer is het warmer en gaat de gletsjer smelten. Onderin de gletsjer ontstaat een gletsjertunnel. Door deze tunnel baant het smeltwater zich een weg naar buiten. De plek waar he water uiteindelijk naar buiten komt heet de gletsjerpoort. Dit is het begin van een gletsjerrivier
Een fjord is een overblijfsel uit de ijstijd. De diepe dalen die de gletsjers hadden uitgeslepen zijn na de ijstijd volgelopen met het stijgende zeewater. In Les Arcs zijn er geen fjorden maar in Noorwegen wel.

Glacier de Bellecôte is een van de getsjers in Les Arcs
Maak jouw eigen website met JouwWeb